2020 Henk woont nu in Hengelo (GLD) hij is 81 jaar en dagelijks in de weer met zijn jachthondenschool KYNORA
Henk Bruggink oud Silvoldenaar vertelt:
Op de foto van het 8e Regiment Infanterie staat Jan Tiedink helemaal links en tweede van links is mijn vader Hendrik Bruggink. Het 8e Regiment was gelegerd in de Saksen Weimar kazerne in Arnhem.
Bij de prikkeldraadversperring is de 4e van links Jan Tiedink uut de Achterklep (Marktstraat ) en de 5e van links is mijn vader Hendrik Bruggink van de Ulftseweg.
De prikkeldraadfoto is in Culemborg, waar ze de Waterlinie moesten verdedigen…….? Ze hadden toen niet bedacht dat vliegtuigen geen last van een waterlinie hadden.
Het frapante is dat de zoon van Jan Tiedink ( ook Jan) en ik ( Henk de zoon van Hendrik Bruggink) in 1960 samen bij de Natres ( Nat. Reserve) hebben gezeten. Na onze gewone dienstijd. Dat was bij Peleton Doetinchem ( petetonscommandant : Bulten) Bij een oefening in Keppel tegen peleton Apeldoorn is Jantje Roes uit Silvolde door een klap met de geweerkolf (van een “vijandige” soldaat uit Apeldoorn) in de Oude IJssel beland. We hebben hem enigszins bewusteloos nog op tijd op de kant kunnen trekken…..
Onderduiken in Silvolde.
In 1944 waren wij, d.w,z. mijn vader en moeder en mijn zus Annie ondergedoken bij de Fam. te Mebel aan de Geurinkstraat 2 in Silvolde (tegenwoordig Boerderij de Breuker) Mijn vader zat met nog 3 andere onderduikers op de hooizolder (op de balken boven de deel) in een klein hokje wat geheel met hooi was afgedekt. Alleen 's nachts konden ze naar buiten om wat frisse lucht in te halen. Ik weet niet hoe de ventilatie in dat hok geregeld was, ik mocht er nooit naar toe. Mijn moeder sliep ergens in de boerderij en waar weet ik niet. Mijn zus en ik, 3 en 5 jaar sliepen samen op de opkamer in een 2 persoons bed, de vroegere slaapkamer van oma te Mebel. Aan de zolder hing een touw met onderaan een handvat, zoals te zien is in de TV serie "Alo, Alo", boven het bed van de schoonmoeder van Rene. Dat was grote pret, want aan dat touw kon je heerlijk rond slingeren boven het bed. Mijn moeder hielp in de huishouding en op de boerderij, mijn vader heb ik in dat jaar maar een enkele keer gezien, in het donker als ze achter het huis liepen om even een sigaretje te roken. In de wei achter het huis lag een doorgezaagde lege grote bom die dienst deed als drinkbak voor het vee. Te Mebel had veel kippen en de stank van die kippenmest herinner ik mij nu nog.
De reden waarom wij ondergedoken waren heb ik nooit met zekerheid kunnen achterhalen. Er werd nooit over gepraat en zelfs jaren na de oorlog werd er over gezwegen. Vele jaren later sprak ik met Kees Vos, die vanuit de Silvoldse Bergstraat naar Zelhem was verhuisd (ik woonde toen ook in Zelhem) en die vertelde mij dat mijn vader betrokken zou zijn geweest bij een overval op het Postkantoor in Terborg. Ondanks allerlei naspeuringen in archieven is er niets over te vinden…. Wie weet hier wat van ? Postkantoren werden toen regelmatig door het verzet overvallen om distributiekaarten en voedselbonnen te bemachtigen. Omdat de Duitsers dat soort acties bestraften met deportaties naar concentratiekampen en vaak het hele gezin oppakten, was er dan maar één oplossing en dat was : onderduiken. Misschien zijn er nog mensen in Silvolde die hier meer van weten ? Kees Vos was buschauffeur bij de GTW en later bij Touringcarbedrijf De Lijstertours in Zelhem. De fam. te Mebel aan de Geurinkstraat had geen schuilkelder en als er luchtalarm was, dan moesten wij naar de overkant van de weg rennen, naar de fam te Mebel van de Keizer (de huidige camping op de Keizer). Daar was een grote schuilkelder in de mangelkoele uitgegraven, bedekt met boomstammen en een dikke laag plaggen en zand. Ik herinner me nog goed het bombardement van Emmerik. Ik zat met opa te Mebel (van de Keizer) achter hun huis en er kwam steeds meer verbrand papier overwaaien uit Emmerik. Opa te Mebel was toen al erg oud en hij beefde verschrikkelijk…. De hele stad Emmerik stond in brand en door de enorme hitte steeg rook, roet en half verbrand papier hoog de lucht in werd door de westenwind richting Ulft, Bontebrug en Silvoldse Buurt geblazen. Begin 1945 gingen we weer naar de Boterweg. Kennelijk was het gevaar om opgepakt te worden verminderd en was het weer verantwoord om weer naar huis te gaan…. Ook dat is altijd een geheim gebleven !
Mijn vader was in de mobilisatie in 1939 /1940 dienstplichtig militair en in 1945 werd hij ingelijfd bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Die hadden allerlei taken, o.a. het bewaken van gearresteerde collaborateurs (N.S.B 'ers). Mijn vader moest met zo'n groep (kaal geschoren N.S.B. ers) door Silvolde marcheren. Ik weet nog dat hij het baantje verafschuwde, evenals later bij de optocht t.g.v. de bevrijding dat hij de rol moest spelen van de soldaat in een vuurpeloton die gevangen genomen Duitsers moesten fusilleren.
Het leven aan de Boterweg in Silvolde.aan het eind van de oorlog. Zoals bekend loopt de Boterweg vanaf de Ulftseweg bij Regelink de kolenboer tot aan de Zuivelfabriek aan de Pr. Bernhardstraat.
Ik woonde destijds met mijn ouders en zus op nummer 12. Dat was gezien vanaf de Ulftseweg direct rechts na de kruising met de Lichtenbergeweg. Dat huis was eigendom van Bakker Helmink en was ooit geplitst in 2 woningen. Wij woonden aan oostelijke kant en aan de westelijke kant woonden toen de heer en Mw. Teerink. Zij waren al heel oud, ik denk wel in de 90. Mw. Teerink was bedlegerig en lag de gehele dag in de bedstee (ja, daar was nog een bedstee). De heer Teerink zat er de gehele dag bij met zijn pijpje. Mw. Teerink moest elke dag geheel worden verzorgd en dat werd gedaan door mijn moeder (Dina Bruggink) en door Dora van Engelen. Dora van Engelen was een heel goed mens en was altijd bezorgd om anderen, woonde met haar man Gert en haar schoonvader aan de overkant van de weg in het kleine Saksische boerderijtje. Destijds waren ook "bruur"van Engelen en Doortje (junior) nog thuis. Dus Dora had een gezin van 5 personen te verzorgen en om de andere dag ook Mw. Teerink. Dora stond in Silvolde bekend al "konten doortje". Geen erg lovende naam, ontleend aan haar flinke achterwerk en doordat zij een beetje voorover liep, was dat achterwerk nogal pontificaal zichtbaar. De bijnaam werd meer bedoeld al koosnaam, want Dora was de goedheid zelve, erg gelovig Katholiek, sloeg geen kerkdienst over, maar ze kon soms nogal ongenuanceerde uitspraken doen. Ik herinner mij nog dat ze op een morgen bij de heer en Mw Teerink binnen kwam, naar de bedstee keek en riep : " potdorie mens, bu'j now nog niet dood"….. Daarna knielde ze onmiddellijk op de drempel, sloeg een kruis en bad voor Mw. Teerink. Zij had ook altijd een varken, het vankenskot was meteen rechts als je de achterdeur in kwam. En dat woonde allemaal in dat huisje ! Opa van Engelen (de schoonvader van Dora) heb ik vaak geholpen om de slijpsteen te draaien zodat hij op die Bentheimer zandsteen messen en gereedschap kon slijpen voor zichzelf maar ook voor de hele buurt. Hij maakte ook koolmessen voor mensen die witte kool verbouwden en dat moesten snijden voor zuurkool. Het was een soort grote dunschiller waarmee je een flinke kool aan dunne reepjes kon snijden. De gesneden kool werd in een Keulse Pot gedaan met zuur (azijn?) en na een paar maanden was het zuurkool. Zo hadden wij ook een Keulse pot met andijvie en ook met slabonen in het zout. Als je dat nu op tafel zou zetten zou niemand er over peinzen om het te eten !
Het eten was toen erg slecht, alles was nog op de bon en vlees was er bijna nooit. Wij vingen houtduiven om die op te eten. De Boterweg was toen nog geen geasfalteerde weg maar was een met puin verharde zandweg. Aan de kant van de weg waren om de ca. 70 m. eenmansgaten gegraven om in te schuilen tegen luchtaanvallen. Als je er gehurkt in zat was je redelijk veilig voor rondvliegende granaatscherven. Als je van ons huis richting Lichtenberg keek zag je alleen onafzienbare roggevelden tot aan de horizon. Niet meer voorstelbaar…. In de zomer zag je hele wolken stuifmeel als de rogge bloeide. Van hooikoorts had men nog nooit gehoord, trouwens ook niet van puberaal gedrag of zelfs ADHD en zeker niet van obesitas…Als de rogge gemaaid was, dan waren de stoppelvelden ideaal om vliegers op te laten. Dat werd toen heel veel gedaan. Hoe groter de vlieger hoe beter ! Ik had er ooit een die was zo sterk dat we hem aan de houten tuinbank gebonden hebben, die ook nog werd meegesleept. Voetballen deden we bij Liebrand ( het volgende huis na van Engelen). Alleen … er was een heel grote mestfaalt achter het huis. Ik was de kleinste (6 jaar) uit de buurt en toen de bal op de mestfaalt kwam moest ik hem er af halen. Alleen…. die mest dreef op een soort opslag voor aalt (gier) en toen ik dus op die mestfaalt stapte zakte ik tot aan mijn nek in de stront. Stinkend en huilend naar huis gerend. Ik moest alle kleren uitdoen en buiten in de teil werd ik door mijn moeder gewassen. Daarna gingen alle kleren in de teil ! Vlak voor de bevrijding werd ik op het roggeland bij het vliegeren een keer door een Duitse Messerschmidt onder vuur genomen en de mitrailleurkogels maakten zo'n 10 m. van mij af stofwolkjes in het droge stoppelland.
Gekookt werd er op het kolenfornuis, waarvoor geen kolen meer te krijgen was, dus werd er hout gestookt. Alles wat brandbaar was werd gebruikt. Ik ging met opa en Gert van Engelen te voet naar Idinkbos om hout te sprokkelen. Het dikke hout was allang op en dus werden alle dunne takken verzameld en door Gert van Engelen met ijzerdraad tot takkenbossen bijeen gebonden. Deze takkenbossen werden op de kruiwagen geladen en naar huis vervoerd. Een hele tocht van Idinkbos naar de Boterweg. Als ik nu in het Idinkbos loop en ik zie al dat dode hout daar liggen te verrotten dan denk ik steeds weer aan die paar schamele takken die we in 1945 met veel moeite bij elkaar sprokkelden. Wat een verspilling!
Jentje Korterink die met Vermeer getrouwd was, heeft met haar gezin eerst aan de Boterweg no 12 gewoond in het huis van bakker Helmink.
Aan de andere kant woonden wij. Dus de fam’s Bruggink en Vermeer waren buren. Na de fam Vermeer woonde daar de fam Geerts.
Op de schoolfoto van O.L.S. De Drie Linden uit 1948 staan 2 zonen van het gezin Vermeer.
De heer Vermeer had een oog verloren door een granaat. Hij heeft samen met mijn vader een loopgraaf gegraven voor ons huis in de tuin, waarin wij ons konden verschuilen bij luchtalarm. Bij de bevrijding dachten de Canadezen dat het een verdedingswerk van de Duitsers was en schoten er voor alle zekerheid eerst maar een aantal granaten op af. Dat was niet de bedoeling geweest natuurlijk, maar ja……uiteindelijk kwam een Canadees met een stengun de kelder in stormen om zeker te zijn dat er geen Duitser meer zat. Mijn zus (ook op de bewuste foto) was getrouwd met een Korterink uit de Lutte. Zijn vader was een broer van de allereerste Korterink die via Gendringen in Silvolde kwam. Korterink, de machinist heb ik goed gekend, evenals de fam. Arentsen.
Toen onze bevrijders de Engelsen op 30 maart en de Canadezen op 31 maart 1945 vanuit Gendringen/Ulft naar Silvolde trokken, stonden wij ze al op te wachten natuurlijk. Ik herinner mij nog heel goed dat ik de eerste tank zag. Ik stond voor ons huis aan de Boterweg 12 (oude nummering nu nummer 56) en ik zag over de bult naast het huis van Schreurs op de Bult een grote pijp over de bult verschijnen. Ik had nog geen idee wat dat was, maar er kwam een enorm gevaarte achteraan. Dat was een Amerikaanse Sherman tank en in mijn kinderogen een enorm ding, Naast het huis van Schreurs was toen een soort wildernis, ons favoriete speelterrein, tot aan de Bergstraat (nu de Roomberg). Ik had gedacht dat die tanks en andere voertuigen wel netjes bij Regelink aan de Ulftseweg af zouden slaan, de Boterweg in. Maar dat was een misvatting, want ze waren aan het begin van de Bergstraat bij de Ulftseweg gewoon ergens tussen de huizen door, door de tuinen en door onze wildernis (de huidige Roomberg) schuin naar de kruising Boterweg / Lichtenbergseweg gereden. Dat verraste niet alleen mij, maar ook een aantal vluchtende Duitse soldaten. Dat waren meestal heel jonge knapen van zo'n 16/17 jaar. Die werden aan het eind van de oorlog door Duitsland verplicht om naar het front te gaan, omdat in 1944/45 de Duitsers een ernstig tekort hadden aan volwassen soldaten. Dat kwam doordat het Duitse leger aanzienlijke verliezen had geleden, maar ook doordat Duitsland op zoveel plaatsen in Europa tegelijk mensen moest inzetten. Deze heel jonge en onervaren soldaten waren natuurlijk de pineut, de oudere en ervaren soldaten hadden al lang gezorgd dat ze van alles hadden gevorderd, zoals fietsen, paarden enz om zich uit de voeten te kunnen maken, De Duitse commandanten waren allang weg ! Deze jonge Duitsers moesten rennen voor hun leven, maar dat was natuurlijk niet te doen. Zoals ik al in eerder verhaal vertelde waren door de bewoners aan de kant van de weg z.g. eenmansgaten gegraven. Dat zijn een soort schuttersputjes van 6o x 60 cm en ongeveer 90 - 100 cm diep. Als je bij luchtalarm er gehurkt in ging zitten, was je aardig beschermd tegen rondvliegende granaat- en bomscherven. Deze eenmansgaten werden door die jonge, vluchtende Duitse soldaten benut om zich te verbergen voor de aanstormende tanks. De tanks reden soms over de eenmansgaten. Vier Duitse jonge mannen hebben de dood gevonden in Silvolde bij de bevrijding. Het wordt vaak vergeten dat deze heel jonge Duitse jongens net zo goed slachtoffers waren van de Nazi's.
Een ander aspect wat bij de bevrijding nogal een probleem bleek te zijn was dat veel mensen een soort besmettelijke schurft hadden. Men noemde dat toen de "Kretsch". Waar die naam vandaan komt weet ik niet. De oorzaak was, dat men in de oorlog geen zeep meer kon kopen en dus vervuilden de mensen en ook de kleding. Direct na de bevrijding werd door de overheid bepaald dat alle inwoners op die huidziekte moesten worden gecontroleerd en behandeld, omdat het besmettelijk was. Die behandeling bestond uit een bad met een speciaal middel tegen die schurft en omdat het rigoureus moest worden aangepakt werd dat verplicht gesteld. In Silvolde hebben de nonnen van het Klooster St. Clara deze taak op zich genomen en moesten wij ons melden bij de eierloods van Borggreven, waar we door de nonnen in bad werden gedaan. De oudere mensen geneerden zich natuurlijk heel erg voor zo'n vernederende behandeling, maar het kon niet anders om het snel de baas te worden.
Na de bevrijding werd overal feest gevierd en in de Boterweg werd ook een optocht georganiseerd met als te verwachten thema : 5 jaar bezetting en nu bevrijd. Op een van de versierde wagens stond mijn vader met een geweer in de aanslag tegenover een viertal N.S.B 'ers die voor een nagemaakte muur stonden en dus zogenaamd werden gefusilleerd. Ik weet nog dat mijn vader vreselijk de pest in had dat hij die rol moest spelen……, ook al omdat hij als militair met de gevangen genomen N.S.B.' ers door Silvolde moest marcheren naar het Jeugdgebouw (nu de Sprank). Toen de Duitsers waren verdreven hadden wij er een speelterrein bij !Namelijk de schietbaan van de Duitsers. Die was achter het huis van Bergevoet. Je kon er ook komen door bij Schepop langs de maalderij (de oude molen) te gaan en dan verder op naar beneden. Achter Bergevoet hadden ze de britsen staan om liggend te kunnen schieten. De kogelvanger was pal achter het dennenbos van Raatjes de fietsenmaker aan de Ulftseweg.
In feite was het een langwerpige gleuf in de zandbult achter de maalderij van Schepop. Zeker 150 m. lang en wel 40 m. breed. Wij zochten in de kogelvanger de afgeschoten kogelpunten op. Ik denk als een soort trofeeën… Na een aantal weken, toen alle tanks en ander materieel al weer verder het land in waren getrokken, er geen bommenwerpers meer over vlogen, werd het stil……net zo stil als nu in april 2020 !
Wie had kunnen denken dat het door een totaal andere oorzaak, 75 jaar later weer stil zou worden….
13 april 2020, Henk Bruggink.